Ecologische geschiedenis van de Gemeenschapspolder

Eerst was er een zandbodem, afgezet 18.000 jaar geleden in het koudste deel van de laatste ijstijd. Ongeveer 5000 jaar geleden werd het veen gevormd. De zee kon vrij in en uit het gebied stromen en zette zeeklei af in het getijdenritme van eb en vloed. Hoe dieper het land in, hoe minder klei en meer zand. De combinatie veen en klei grond is terug te vinden op Linnaeus als veenweide polder. Toen de duinen zich aansloten kon het zeewater er niet meer in en het Rijnwater en de regen er niet meer uit. Het landschap veranderde in moerassen gevoed door regenwater en uitlopers van de Rijn. In het gebied gedijde voornamelijk verschillende soorten veen.

Dit gebied bestond uit moerasbossen, rietvelden en hoogveen. Hier doorheen stroomde de Vecht en veenriviertjes als Het Gein, de Gaasp, de Diem en het Smalweesp

Het oerbos van Diemen/ de veeneiken

Bij het graven van sloten tijdens de aanleg van de volkstuin zijn begin 1970 de stammen van zeer oude eiken aan het licht gekomen. Ze werden door graafmachines uit het veen naar boven gehaald. Eén heeft jaren op het terrein ter bezichtiging gelegen. Via jaarring onderzoek is vastgesteld dat de eiken gegroeid te zijn tussen ca 1200 voor chr. en 300 na chr. Het hout van eiken in veen vergaat niet, maar blijft – onder de waterspiegel en dus afgesloten van de lucht – goed bewaard. Maar blootgesteld aan zuurstof is de eik  langzaam vergaan. Typische bomen voor het moerasbos waren naast de eiken,  wilgen, elzen en essen. 

Uit overige vondsten van veeneiken weten we dat dit moerasbos zich uitstrekte over het gebied tussen Diemen, Weesp, Vinkeveen, Baambrugge en Abcoude

Het veenweidegebied van de Gemeenschapspolder is tot stand gekomen tijdens de ontginning van het uitgestrekte veengebied ten zuiden van het IJ, in de 11e en 12e eeuw. Om het landschap te ontwateren groeven de ontginners sloten die haaks op de rivier de Gaasp, een zijrivier van de Vecht, lagen. Zo ontstond land dat aanvankelijk geschikt was voor akkerbouw. De ontginning vond plaats in een patroon van afwateringssloten en –kanalen (weteringen), dat vanaf de dijk steeds herhaald werd. Daardoor ontstond het zogenaamde slagenlandschap. De bodem klonk echter steeds in, waardoor het landschap weer natter werd en dus ongeschikt voor akkerbouw. Daarom werd in de 14e eeuw overgeschakeld van akkerbouw naar veeteelt. Om de problemen met de dalende bodem gezamenlijk het hoofd te kunnen bieden, werden vanaf de 16e eeuw polderorganisaties opgericht. De Gemeenschapspolder ontstond door de samenvoeging (volgens octrooi uit 1707) van acht kleine polders. Om het overtollige water uit de 750 hectare grote polder weg te pompen, werd de Gemeenschapsmolen gebouwd. De molen (nu de Gaaspermolen) werd in de 21e eeuw herbouwd en doet tot op de dag van vandaag dienst als bemalingsinrichting.

Sinds 2020 wordt een grote herstructurering in de polder doorgevoerd, hoger waterpeil, natuurlijke oevers, en terugkeer van een moerasbos. Dit in de hoop dat door  de drassigheid weer zeer waardevolle vogelgebieden ontstaan.  De volkstuinen in de polder hebben heggen en struiken, die essentieel zijn voor de huismus, ringmus en vleermuizen. Bovendien zijn in volkstuinen vaak blader- en composthopen aangelegd die door de ringslang als broeihoop gebruikt wordt om haar eieren in af te zetten. In dit gebied komen dus veel beschermde soorten voor. In dit gebied wil de gemeente Amsterdam nu echter Windturbines plaatsen, blind voor alle gevolgen voor de ecologische ontwikkeling en biodiversiteit.